2 Timoteüs 1:5  Ik denk vaak aan het oprechte geloof dat je grootmoeder Loïs en je moeder Eunike hadden en dat – daarvan ben ik overtuigd – jij nu ook heb.

Ik ben opgegroeid in een christelijk gezin. Als ik verder kijk dan zie ik dat ook mijn grootouders en overgrootouders God met een oprecht geloof dienden.

In deze tijd waarin veel aandacht is voor ‘IK’, ‘Zelfontplooiing’, ‘Mijn’ en ‘persoonlijk geloof’, is het ook goed om te beseffen dat wij voortbouwen op de erfenis van onze voorgangers. In mijn geval een erfenis van het zoeken en volgen van God.

Belangrijk is te beseffen dat ook wij ons best moeten doen een erfenis voor degenen na ons achter te laten. Dat betekent dat we bij alles wat we doen ons moeten afvragen ‘wie gaat mijn werk voortzetten als ik er niet meer ben’. Dit helpt om naar mensen om ons heen te kijken en de mogelijkheden in anderen te zien, ze te trainen, ze in gebed op te dragen en uiteindelijk dingen aan hen over te dragen.

Belangrijkste is ons geloof door te geven en over te dragen zodat wij discipelen maken, echte volwassen volgers van Christus met een oprecht geloof. Zo kunnen anderen op onze schouders voortbouwen zoals wij op het werk van onze voorgangers bouwen. Zo bouwen wij samen het Lichaam van Christus, de kerk door alle eeuwen heen.