Haggaï 1: 3- 6 (BB) Jullie zaaien veel, maar oogsten weinig. Jullie hebben wel te eten, maar nooit echt genoeg. Jullie hebben wel te drinken, maar hebben nog steeds dorst. Jullie hebben wel kleren aan, maar niet genoeg om het warm te hebben. Jullie verdienen wel geld, maar het is nooit genoeg doordat alles zo duur is. 

Lieverd, hoe komt het toch dat je zo hard aan het werk bent, zo heel erg je best doet, ploetert, zweet en zwoegt. In je eentje? Je werkt en hebt dan nog het gevoel dat het niet genoeg is. Nooit echt genoeg. Vermoeiend.

Je bent zo druk om alles voor elkaar te hebben dat je vergeet Mij in je leven te betrekken. Ik mis je. Ik wil je zo graag helpen. Wij kunnen dit samen veel beter. Weet je nog hoe groot en machtig Ik ben?! Ik ben een zegenende Vader. Als we het samen doen, neem ik het zware gedeelte op Mij en zegen jou in wat jij doet. Je hoeft dan niet zo hard te ploeteren. Ik zal je dan in de zegen van ‘meer dan genoeg’ brengen. Laten we het voortaan samen doen.

Mijn zegen heb je.